| | | | | | | |

Onderwijs.

Deze tekst is onderdeel van het essay "Een onvoltooid project.".

Voor een kabinet waar kansengelijkheid en emancipatie belangrijke waarden en doelen waren, was onderwijs logischerwijs een speerpunt in het programma. Die post werd in het kabinet Den Uyl bekleed door Jos van Kemenade (1937-2020), minister van Onderwijs en Wetenschappen. Hij richtte zich op het vergroten van onderwijskansen voor groepen die niet automatisch de beste opleiding kregen. Met de ‘Middenschool’ wilde Van Kemenade de kansengelijkheid nog verder bevorderen en het middelbaar onderwijs toegankelijker maken voor met name de lagere klassen. De mogelijkheden voor doorstroming waren al veel makkelijker geworden door de invoering van de Mammoetwet in 1968, die de afzonderlijke ULO, MULO, HBS en Lyceum verving door een rijtje onderwijsprogramma’s die mooi op elkaar aansloten: de MAVO, HAVO en VWO. Bovendien was de eenjarige brugklas ingevoerd; die maakte overstappen van de ene naar de andere school mogelijk.
Maar de onderwijsvernieuwing richtte zich niet alleen op kinderen. Ook voor vrouwen was het destijds nog niet vanzelfsprekend dat ze na de lagere school een andere vervolgopleiding kozen dan de huishoudschool. Voor hen stimuleerde Van Kemenade het zogenaamde ‘tweedekansonderwijs’, dat vooral bestond uit de Moedermavo, een immens populaire manier voor vooral vrouwen om toch hun middelbare schoolopleiding te volgen of te voltooien.

Een protest voor de Middenschool in Den Haag, 1981. Minister Jos van Kemenade van Onderwijs gooit een bal. Foto: Bert Verhoeff
Bron: Hollandse Hoogte
Een protest voor de Middenschool in Den Haag, 1981. Minister Jos van Kemenade van Onderwijs gooit een bal. Foto: Bert Verhoeff Bron: Hollandse Hoogte

De Middenschool (tussen de Basisschool en de Bovenbouw van de middelbare school) was de vervolmaking van de Mammoetwet en moest de laatste drempels tussen de scholen wegnemen. Dit nieuwe model had behalve een praktische ook een ideologische lading. Het zorgde voor een verlenging van de periode van algemene vorming met een periode van drie jaar. Bovendien werd het moment waarop de leerlingen werden opgesplitst en ze een beroepskeuze moesten doen, uitgesteld van 12 naar 15/16 jaar. Gedurende deze onderbouwperiode zouden leerlingen van allerlei klassen en rangen dus bij elkaar in de klas zitten, met als doel “het stimuleren van begrip en samenwerking tussen kinderen van verschillende maatschappelijke herkomst, leidende tot een blijvende en gelijkwaardige acceptatie van allen.” [1] Er werd dus een lange termijn effect verwacht van “het ontwikkelen van een kritische stellingname van de leerling waardoor deze creatief kan omgaan met maatschappelijke veranderingen” -en deze misschien ook wel weet aan te zwengelen leek de boodschap. De Middenschool stond haaks tegenover het categoriale systeem, met harde grenzen tussen de verschillende schooltypes, dat gezien werd als een middel om de bestaande klassenstratificatie te handhaven en te versterken. “Zo bezien raakt de invoering van een middenschool de manier waarop in onze maatschappij de kaarten verdeeld worden.”

De Middenschool was dus een controversieel plan. De VVD was bijvoorbeeld tegen, omdat de lage klassen meer zouden profiteren dan de hogere klassen, die hun achterban waren. Neelie Smit-Kroes die namens de VVD in de Tweede Kamer het woord voerde, noemde de Middenschool ‘een socialistisch spuitje’ voor de jeugd. [2] Links had bij kwalitatief hoogstaand onderwijs meer belang dan rechts. [3] Toch nam het parlement in 1974 de beslissing om de uitgangspunten van de Middenschool te aanvaarden en groen licht te geven aan een experimentele invoering van het concept op 14 scholen. Die ging in 1976 van start.

Maar in Lelystad was het experiment al in volle gang. De ideële uitgangspunten pasten wel bij de mentaliteit van de Lelystadse pioniers, bij de ZIJP (Zuidelijke IJsselmeerpolders [4]) en ook bij de progressieve lokale politiek waar de lokale partij PAK (Progressief Akkoord) de scepter zwaaide. Daarnaast was in Lelystad meer mogelijk dan in bestaande steden, waar een gemeentebestuur en gevestigde belangen het moeilijker maakten om echt vernieuwende beslissingen te maken. Maar in de polder, waar men te maken had met krachtige bestuurders als de landdrost van de ZIJP, Will Otto (1919-2008), lag dat anders. Beslissingen werden sneller gemaakt en gedurfde zaken sneller omarmd.

De Middenschool bood bovendien ook een groot praktisch voordeel voor een stad die voortgezet onderwijs nodig had als vestigingsfactor voor bewoners en bedrijven, maar nog niet de grootte bezat om het volledige scala aan scholen aan te kunnen bieden. Om die reden kwam Will Otto met het idee om een gecombineerd onderwijscentrum en ontwikkelingscentrum op te zetten, zoals dat in Nederland nog niet bestond. [5] Het zou een centrum voor iedereen worden en alle religieuze gezindten zouden in het schoolbestuur deelnemen zodat iedereen zich thuis voelde: “De ZIJP wees ook op het pedagogische belang van de school. De leerstof van verschillende schooltypen kon meer op elkaar worden afgestemd, zodat de leerlingen een evenwichtig programma aan theoretische en praktische vakken konden volgen. Hiermee werd tegemoet gekomen aan de steeds luider klinkende maatschappelijke eis dat de doorstroming van kinderen uit minder bevoorrechte milieus naar de hogere vormen van onderwijs moest worden bevorderd. Ook zouden door het samenbrengen van alle kinderen in één scholengemeenschap de sociale tegenstellingen in de maatschappij in de toekomst afnemen.” [6] Het centrum dat de ZIJP voor ogen had stemde wonderwel overeen met het concept van de Middenschool. En voor Lelystad was een school, waar de eerste drie jaar alle soorten leerlingen gemengd zouden worden, wél realiseerbaar en het gaf hen tijd om de bovenbouw met HAVO en VWO op te zetten.

Scholengemeenschap Lelystad 1973
Scholengemeenschap Lelystad 1973. Bron: Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders - Potuyt
Plattegrond van de Scholengemeenschap. Bron: Waardestelling SGL, 2013, www.lelystad.nl/Docs/Rapport%20waardestelling%20SGL.pdf
Plattegrond van de Scholengemeenschap. Bron: Waardestelling SGL, 2013, www.lelystad.nl/Docs/Rapport%20waardestelling%20SGL.pdf
Scholengemeenschap Lelystad
Scholengemeenschap Lelystad. Bron: Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.154 en 156

In 1971 begon op de MAVO het middenschoolexperiment en in 1972 trok de scholengemeenschap in een gloednieuw gebouw dat aansloot bij de ambities van de Middenschool. De school was ontworpen door Pieter Jellema (1924-1995), sinds 1967 adjunct-directeur van de afdeling Publieke Werken van de ZIJP. Het was een laag gebouw in de groene ruimte van de door Van Eesteren ontworpen centrumzone van Lelystad; zó laag dat het temidden van de grote schaal van de wegen en bomen in de omgeving nauwelijks zichtbaar is. Het was modulair ontworpen als een structuralistische matstructuur zoals op dat moment in Team Ten kringen gangbaar was. De basis van de structuur werd gevormd door vierkanten, die soms als klaslokaal, soms als pleintje en soms als patio waren ingericht. Er waren veel patio’s die het platte gebouw openden naar de groene ruimten en het park rondom. Het gebouw was flexibel in meerdere opzichten: het kon uitgebreid worden met extra klaslokalen volgens hetzelfde modulaire systeem, wat in latere fasen ook is gebeurd. Ook intern was het gebouw flexibel omdat het was uitgerust met verplaatsbare wanden die allerlei mogelijkheden gaven om de ruimte te veranderen. De ideële kant van het gebouw werd zichtbaar in de vele pleinachtige ontmoetingsruimtes, kantine en huiswerkhoek, die gelegenheid boden aan leerlingen van alle gezindten om elkaar te ontmoeten. Het experiment van de Middenschool werd in een experimenteel gebouw ondergebracht. Het succes van dit concept wordt onderstreept door het feit dat het gebouw tegenwoordig de status van een gemeentelijk monument heeft gekregen. [7]

Weg met de hokjesgeest

Zowel in Lelystad als in Almere waren de meeste bewoners afkomstig uit Amsterdam of omstreken. De ontkerkelijking en daarmee de ontzuiling was daar al ver doorgedrongen. Dat leidde in Lelystad tot de introductie van het idee van de ‘samenwerkingsschool’, waarin de hoop werd uitgedrukt dat in Lelystad een geheel nieuwe maatschappelijke structuur zou ontstaan, los van de zuilen en de hokjesgeest van het oude land. Ook in het lager onderwijs kwam deze gedachte tot uiting, “waarbij werd gestreefd naar een bewuste samenwerking van de verschillende geloofsrichtingen, vooral door de ouders van de leerlingen nauwer te betrekken bij de regeling van interne schoolzaken. Dit werd van belang geacht voor de ontwikkeling van het kind. Door de samenwerkingsschool op te vatten als “ontmoetingsplaats voor een gemeenschappelijk opvoedend handelen” zou de jeugd worden voorbereid “op het leven met elkaar en voor elkaar in een geschakeerde wereld.” [8]

Scholengemeenschap Lelystad. Bron: Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.129 en 130
Scholengemeenschap Lelystad

In 1974 werd schoolgebouw De Regenboog geopend in de Atolwijk, de eerste gecombineerde KBO: kleuter en basisonderwijs. Opnieuw toonde dit gebouw de combinatie van onderwijsvernieuwing en architectuurvernieuwing. Inzichten uit het buitenland (Scandinavië) werden verwerkt, zoals de flexibiliteit van de interieurs en de aanwezigheid van een grote gemeenschappelijke ruimte, die niet alleen voor de school, maar ook voor buurtactiviteiten onderdak kon bieden om zo de band met de buurt te versterken, en leslokalen die niet alleen voor klassikaal onderwijs geschikt waren.
De Regenboog werd gezien als één samenhangende leefgemeenschap. De ouders wilden geen godsdienstonderwijs voor hun kinderen, want “Ze meenden dat in een nieuwe samenleving geen plaats was voor hokjesgeest.” [9] In plaats daarvan kwam het vak ‘levensbeschouwelijke vorming’, waarbij de kinderen met elkaar en niet in aparte groepjes zouden praten en zich bewust zouden worden van verschillende overtuigingen en levensopvattingen. Algemeen werd het opvoeden van de kinderen tot mondige, objectieve en kritische burgers als iets positiefs gezien en nagestreefd.

De Regenboog was opnieuw een ontwerp van Pieter Jellema en maakte ook gebruik van eenzelfde bouwsysteem als de Scholengemeenschap Lelystad. Het Regenboogtype zou het gangbare ontwerp worden voor ongeveer 12 scholen in Lelystad en bestond uit zes leslokalen voor de basisschool en drie speelwerklokalen voor de kleuters. Opnieuw werd gebruik gebruikt van een modulair ontwerp en schuifbare wanden waardoor de maat van het lokaal veranderd kon worden in een grote of juist kleine ruimte. Ook waren er tussen de lokalen vierkante open ruimtes uitgespaard, die dit keer niet als een open patio waren ingericht, maar die flexibel gebruikt konden worden en waar de kleuters en oudere kinderen elkaar tegenkwamen.

De nieuwe polders boden veel ruimte voor bouwkundige experimenten en de scholen van de ZIJP behoorden tot de modernste en de meest idealistische van dat moment. In Dronten werd een huishoudschool gecombineerd met een LTS, traditioneel dus respectievelijk een meisjes en een jongensschool. De twee opleidingen werden niet alleen onder een dak gebracht maar ook werd het onderwijsprogramma deels geïntegreerd. De rond 1975 gestarte Moedermavo werd ook in Lelystad en Almere heel populair vooral onder vrouwen, niet alleen omdat het een mogelijkheid tot emancipatie was, maar naar zeggen ook omdat ze zich rot verveelden in de polder en op de Moedermavo nieuwe contacten konden leggen. [10]

Omdat net als in Lelystad ook in Almere de ZIJP als opdrachtgever fungeerde voor onderwijs en scholenbouw is het niet verwonderlijk dat ook daar de lat hoog werd gelegd. De ZIJP stond open voor vernieuwing in het (lager) onderwijs en legde de nadruk op zelfwerkzaamheid en de mogelijkheid voor kinderen om hun creatieve kant en hun persoonlijkheid te ontwikkelen. Ze stimuleerden bovendien dat de leeromstandigheden op het kind afgestemd werden en ontmoedigden de gebruikelijke homogene, door leeftijd bepaalde klassen. [11] Niet zo verwonderlijk dus dat de ZIJP ook de komst van andere onderwijsmethoden stimuleerde, zoals de Jenaplanschool, de Montessorimethode en de Vrije School. Het enthousiasme in de nieuwe poldersteden voor experimentele en vernieuwende lesmethoden was zo groot, dat het experiment soms een doel op zich leek te worden en de kwaliteit van het onderwijs er zelfs onder leed. [12]

Er moest flink tempo gemaakt worden met de bouw van de scholen: het onderwijsaanbod moest gelijk opgaan met de woningbouw zodat bewoners hun kinderen in hun eigen buurt naar school konden laten gaan. Dat betekende in de jaren zeventig dat elke twee maanden een nieuwe school voor het KBO gesticht moest worden. [13]
Tegelijk met de start van de eerste Almeerse woonbuurt De Werven werd ook begonnen met de bouw van de eerste openbare KBO, de Bijenkorf, die een week na de komst van de eerste bewoners in Almere Haven werd geopend. Het gebouw van De Bijenkorf was gebaseerd op de scholen die in Lelystad door de ZIJP waren ontworpen, het (aangepaste) Regenboogtype.
Aan deze school werd Jenaplanonderwijs gegeven en gebeurde nog veel meer: “De school opende haar deuren in 1976 voor een handjevol kinderen, vier in totaal. Net als de Roef was de Bijenkorf multifunctioneel. […] Er werd politiek bedreven, gevolkdanst en koffie gedronken. Het kloppend hart van de kleine gemeenschap.” [14]

De Bijenkorf, de eerste basisschool van Almere. Bron: www.canonvanalmere.nl
De Bijenkorf, de eerste basisschool van Almere. Bron: www.canonvanalmere.nl

De hoge ambities in het toenmalige onderwijs scheppen ook tegenwoordig nog verplichtingen om het onderwijs goed te doen en ruimte te geven aan vernieuwing. Elly van Wageningen, wethouder Onderwijs in Lelystad zei hierover in 2019: “Het moest toen allemaal nieuw en anders. Hele busladingen kwamen kijken hoe Lelystad het onderwijs vernieuwde. De middenschool, waarin leerlingen van verschillende niveaus naar dezelfde brugklas gingen en pas later voor een schoolkeuze kwamen te staan, heeft hier lang standgehouden. Nu is de trend dat ouders willen dat de schoolkeuze zo vroeg mogelijk wordt gemaakt. Destijds liepen we voorop met onderscheidend, kwalitatief hoogwaardig onderwijs. Dat willen we weer doen, ervoor zorgen dat de rest van het land weer komt kijken hoe wij de talenten van onze kinderen optimaal naar voren laten komen.” [15]




[1Ton Elias, ‘Middenschool, nivelleren of emanciperen’, NRC 20-10-1976

[3J.M.G. Leune, Sociaal-democratie, arbeiderskinderen en de Middenschool, 1983

[4Totdat Lelystad in 1980 een gemeente werd, nam deze overheidsinstantie de gemeentelijke taken op zich, waaronder het onderwijs.

[5Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.150

[6Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.151

[7Waardestelling SGL, 2013, Rapport waardestelling SGL.pdf

[8Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.118

[9Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.122

[10Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.167

[11Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.182

[12Over de slechte kwaliteit van het onderwijs in Almere en de relatie met het feit dat Almere een New Town is: Achterblijvende_onderwijsresultaten_in_het_basison.pdf

[13Henk Pruntel, Scholen in een nieuwe samenleving. De ontstaansgeschiedenis van het onderwijs in Flevoland, Nieuwland Erfgoedcentrum, Lelystad 2004, p.178

-->